Februari 2018
De Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA) heeft in haar uitspraak van 18 april 2017 (no. 35.640) over het al dan niet aanwezig zijn van een ernstig gebrek geoordeeld.
In deze casus gaat het om een aannemer die meerdere woningen voor meerdere opdrachtgevers heeft gerealiseerd op grond van een koop-/aannemingsovereenkomst. Op die overeenkomst zijn de algemene voorwaarden voor de koop-/aannemingsovereenkomsten voor eengezinshuizen 1992 en de Garantieregeling eengezinshuizen E. 1992 van toepassing. Artikel 16 lid 2 van die algemene voorwaarden bepaalt onder meer dat de aannemer na oplevering niet meer aansprakelijk is voor tekortkomingen aan de woning, tenzij de woning of enig onderdeel daarvan een ernstig gebrek heeft. Een gebrek is volgens dat artikel slechts als ernstig aan te merken indien het de hechtheid van de constructie of een wezenlijk onderdeel daarvan aantast of in gevaar brengt, hetzij de woning ongeschikt maakt voor zijn bestemming.
Wat was de casus? Tussen vier woningen is een keermuur geplaatst met als doel de grond onder de tot aan de eerste verdieping verhoogde tuinen te keren. Bij twee van de vier woningen is de keermuur losgekomen van de gevel en bij de andere twee woningen wijkt de keermuur ten opzichte van de gevel. Zowel de aannemer als de opdrachtgevers hebben onderzoek door deskundigen laten doen naar het gebrek. Beide deskundigen hebben een andere visie op het gebrek.
Arbiters overwegen dat voor een geslaagd beroep op artikel 16 lid 2 van de algemene voorwaarden eerst moet komen vast te staan of er sprake is van een ernstig gebrek. Nu de deskundigen van opdrachtgevers en aannemer elkaar tegenspreken, krijgen opdrachtgevers een bewijsopdracht om aan te tonen dat sprake is van een ernstig gebrek. Het is volgens arbiters vervolgens aan de aannemer om te bewijzen dat het ernstig gebrek niet aan hem toe te rekenen is. Dit brengt artikel 16 lid 2 met zich mee, aldus arbiters.
In het kader van de bewijsopdracht hebben opdrachtgevers een nader onderzoek laten doen. Met dat onderzoek zijn opdrachtgevers in hun bewijsopdracht geslaagd.
Voor de uitspraak klik hier. De uitspraak is tevens gepubliceerd in TBR 2018/28.
Noot Staal Advocaten: Het is bijzonder dat door arbiters een bewijsopdracht is verstrekt. Bij de Raad van Arbitrage komt dat niet vaak voor. Wel komen met enige regelmaat discussies voor over de kwalificatie van een gebrek. Met deze uitspraak wordt bevestigd dat het bewijs van het bestaan van een ernstig gebrek op de opdrachtgever rust. Indien de aannemer van oordeel is dat dat ernstige gebrek niet aan hem kan worden toegerekend, dan is dat aan hem dat te stellen en te bewijzen.